zaterdag, september 26, 2020

Nog meer twijfel over Russische hack narratief Amerikaanse kiezersdatabases op dark web


 

Dit is een vertaling van een artikel uit de Grayzone van 13 september 2020 door Gareth Porter; “Dark web voter database report casts new doubts onRussian election hack narrative”

Een nieuw rapport dat aantoont dat kiezersdatabases van Amerikaanse staten openbaar beschikbaar waren, doet twijfels rijzen over het verhaal dat de Russische inlichtingendienst in 2016 'hun pijlen gericht hadden' op verkiezingswebsites van staten in Amerika.

Een artikel van 1 september in het Moskouse dagblad Kommersant over een "dark web" site met een database met persoonlijke informatie van miljoenen geregistreerde Amerikaanse kiezers ondermijnt een van de centrale thema's van de Russische hysterie waarvan de Amerikaanse politiek vergeven is.

Democratische politici en commerciële media-experts hebben het al lang als feit geaccepteerd dat de Russische inlichtingendienst zich in 2016 richtte op verkiezingswebsites van staten in Amerika. Maar het Kommersant artikel laat zien dat die door de staat geregistreerde kiezersdatabases al beschikbaar waren voor iedereen in het publieke domein, waardoor geen enkel officieel Russisch motief denkbaar is voor het hacken van websites van Amerikaanse staten.

Kommersant meldde dat een gebruiker op een darkweb-forum, bekend als Gorka9, gratis toegang bood tot databases met de informatie van 7,6 miljoen kiezers in Michigan, samen met de kiezersdatabases van Connecticut, Arkansas, Florida en North Carolina.

Er zijn verschillen tussen de database in Michigan die wordt beschreven door Gorka9 en de database die de staat Michigan op verzoek aan het publiek vrijgeeft. Tracy Wimmer, de woordvoerder van de secretaris van de staat Michigan, zei in een e-mail aan Grayzone dat wanneer de kiezersregistratiedatabase in Michigan op verzoek voor het publiek wordt vrijgegeven, de staat het volgende achterhoudt: “geboortedatum (geboortejaar wel) rijbewijsnummer, de laatste vier cijfers van iemands burgerservicenummer, e-mailadres en telefoonnummer”. De beschrijving van Gorka9 van de gegevens in Michigan omvat echter rijbewijsnummers, volledige geboortedata, burgerservicenummers en e-mails.

In feite zijn zowel ongecensureerde als gecensureerde staat kiezersbestanden natuurlijk algemeen beschikbaar op het dark web en elders op internet. Meduza, een Russischtalige nieuwssite gevestigd in Riga, Letland, publiceerde het Kommersant-verhaal samen met een "anonFiles" – downloadportaal voor toegang tot de kiezersdatabase in Michigan en een pagina ervan waaruit bleek dat het de officieel gecensureerde versie is. Het DHS [Department of Homeland Security] en de FBI erkenden beiden in reactie op het Kommersant-verhaal dat “veel kiezersregistratiegegevens openbaar beschikbaar zijn of gemakkelijk kunnen worden gekocht”.

Criminele hackers proberen al jaren dergelijke online persoonsgegevens waarover staten beschikken te bemachtigen – niet alleen uit databases van kiezersregistratie, maar ook van rijbewijzen, gezondheidszorg en andere databases. Lisa Vasa, hoofd informatiebeveiliging van Oregon, vertelde in september 2017 aan de Washington Post dat haar team “elke dag meer dan 14 miljoen pogingen om toegang te krijgen tot ons netwerk” blokkeert.

Ken Menzell, de juridisch adviseur van het Illinois verkiezingsbestuur vertelde Gareth Porter in een interview in 2017 dat het enige nieuwe aan de hack van de kiezersdatabase in 2016, waar persoonlijke gegevens van 200.000 geregistreerde kiezers in Illinois het doelwit waren, was dat de hackers daadwerkelijk deze wisten te ontfutselen. Menzell wist te vertellen dat hackers sinds 2006 “constant probeerden” in te breken op elke persoonlijke database van Illinois.

Het motief voor de hackers was simpel; zoals opgemerkt door Andrey Arsentiev, het hoofd van analyse en speciale projecten bij het particuliere beveiligingspartnerschap Infowatch, kunnen databases worden verzameld om ze voor de winst aan te bieden op het dark web, voornamelijk door ze te verkopen aan grootschalig opererende oplichters. Gorka9 bood gratis bestanden van de staatskiezers aan omdat de eigenaar al de potentiële winst uit de verkoop ervan had geperst.

Voor de Russische regering zouden dergelijke databases daarentegen weinig of geen waarde hebben. Toen Bill Priestap, chef van de contraspionage van de FBI, in juni 2017 door een lid van de inlichtingencommissie van de Senaat werd gevraagd hoe Moskou de persoonlijke gegevens van kiezersregistratie zou kunnen gebruiken, was de enige verklaring die hij kon bedenken dat de Russische regering en haar inlichtingendiensten volledig onwetend waren van het doel van kiezersdatabases van de Amerikaanse staat. “Ze gebruikten de gegevens om te begrijpen waaruit het bestond”, verklaarde Priestap.

Priestap was zich duidelijk niet bewust van de absurditeit van de suggestie dat de Russische regering in 2016 geen idee had wat er in dergelijke databases stond. Soortgelijke registratiebestanden werden immers al jarenlang op het dark web verkocht. De FBI heeft sindsdien met geen woord meer gesproken over de beschamende suggestie van Priestap.

Het onvermogen van Priestap om met een aannemelijke reden op de proppen te komen waarom Rusland Amerikaanse verkiezingssites zou willen hacken, wijst op de onlogische en ongegronde aard van de beweringen van een Russische dreiging voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen.

DHS is de bedenker van de Russische cybercampagne tegen staat verkiezingssites


In 2016 deed het Department of Homeland Security zijn best om het verhaal van de Russische infiltratie in Amerikaanse stemsystemen op de markt te brengen. Destijds probeerde het DHS zijn bureaucratische macht te vergroten door verkiezingsinfrastructuur toe te voegen aan hun portfolio van cyberbeveiligingsverantwoordelijkheden, en het exploiteren van de Russische 'dreiging' was net dat zetje wat ze nodig hadden om hun campagne een boost te geven.

In hun opgestelde verklaring voor de inlichtingencommissie van de Senaat in juni 2017 verwezen twee hoge DHS-functionarissen, Samuel Liles en Jeanette Manfra, naar een inlichtingenrapport uit oktober 2016 dat werd gepubliceerd door het DHS Inlichtingen en Analyse Bureau. Ze verklaarden dat het had “vastgesteld dat met internet verbonden verkiezingsgerelateerde netwerken, waaronder websites, in 21 staten mogelijk het doelwit waren van cyberactoren van de Russische overheid." Het gebruik van de term “mogelijke doelwit” verraadde het feit dat het DHS niets meer dan een vermoeden had om de aanklacht te staven.

In feite was het DHS niet in staat om een poging tot hacking van de verkiezingssite toe te schrijven aan de Russische regering. Op 7 oktober 2016 verklaarden DHS-secretaris Jeh Johnson en directeur van National Intelligence James Clapper zelfs expliciet dat ze dit niet konden doen. Liles en Manfra daarentegen leken een dergelijke toeschrijving te impliceren, door het DHS te verbinden met een gezamenlijke beoordeling door de CIA, de FBI en deNSA die op 7 januari 2017 werd vrijgegeven en die de verklaring bevatte: de “Russische inlichtingendienst heeft toegang verkregen en behouden tot elementen van meerdere Amerikaanse staats - of lokale verkiezingsbesturen.”

Maar de betekenis van die taal was opzettelijk vaag, en de enige aanvullende zin die ermee verband hield, luidde: "Sinds begin 2014 heeft de Russische inlichtingendienst onderzoek gedaan naar Amerikaanse verkiezingsprocessen en aanverwante technologie en apparatuur." Dat lijkt in de verste verte niet op enige “bevinding”dat Rusland verkiezingsgerelateerde websites had gescand of gehackt.

In september 2017 bracht het DHS, onder druk van gouverneurs, eindelijk de deelstaatregeringen op de hoogte van de cyberincidenten die het in zijn inlichtingenrapport van oktober 2016 had opgenomen als voorbeelden van "potentiële" Russische doelwitten. Nu gaf men de dubbelzinnige taal op en werd expliciet de Russische verantwoordelijkheid opgeëist.

Een verkiezingsfunctionaris van de staat die anoniem wilde blijven, vertelde Gareth Porter in een interview in 2018 dat "een paar jongens van het DHS die van een script voorlazen" hem hadden laten weten dat zijn staat "het doelwit was van cyberactoren van de Russische overheid".

DHS-woordvoerder Scott McConnell legde op 28 september 2017 een verklaring af dat het DHS volharde in haar oordeel dat 21 staten “het doelwit (“target”) waren van cyberactoren van de Russische overheid die op zoek waren naar kwetsbaarheden en toegang tot de Amerikaanse verkiezingsinfrastructuur”. Maar McConnell liet ook blijken dat het DHS "targeting" zo breed had gedefinieerd dat elke openbare website die een hacker in een staat scande, onder die definitie kon vallen.

De oneerlijke tactiek die het DHS gebruikte om plausibel bewijs van 'targeting' aan te tonen, werd onthuld door Arizona staats-secretaris Michelle Reagan's woordvoerder, Matt Roberts, die Gareth Porter in een interview vertelde: “Toen we druk uitoefenden op het DHS om te verduidelijken welk 'target' nou eigenlijk bedoeld werd, zeiden ze dat het ging om het computersysteem van de openbare bibliotheek van Phoenix.” Een andere hackincident uit 2016 in Arizona, waarvan de FBI aanvankelijk dacht dat het een klus van de Russische overheid was, bleek later een veel voorkomendecriminele hack te zijn. Bij dat incident had een hacker een lokale functionaris aangevallen met een phishing-poging en was erin geslaagd hun gebruikersnaam en wachtwoord te stelen.

Ironisch genoeg had het DHS in zijn eerste inlichtingenrapport gespeculeerd dat “cyberoperaties gericht op verkiezingsinfrastructuur bedoeld of gebruikt zouden kunnen zijn om het vertrouwen van het publiek in verkiezingsprocessen en mogelijk de uitkomst te ondermijnen.”

Die speculatie, herhaald door de commerciële media, werd een centraal thema in de Russiagate hysterie waarvan de basis van de Democratische Partij bezeten raakte. Geen van de journalisten en politici die het verhaal herhaalden, stonden er een moment bij stil hoe hun ongefundeerde beweringen van het DHS over Russische penetratie van de Amerikaanse verkiezingsinfrastructuur precies dat deden - het vertrouwen van het publiek in het democratische proces verminderen.

De hysterie rond de vermeende Russische verkiezingsdreiging is nog lang niet voorbij. Het in juli 2019 gepubliceerde rapport vande inlichtingencommissie van de Senaat probeerde de bewering van de voormalige cyberbeveiligingsadviseur van Obama, Michael Daniel, te legitimeren dat Rusland zijn pijlen "mogelijk" gericht heeft op alle vijftig staten voor toekomstige cyberaanvallen op verkiezingsgerelateerde sites. Bij het uitleggen van zijn redenering aan de leden van de Senaatscommissie zei Daniel: “Mijn professionele oordeel was dat we moeten werken vanuit de veronderstelling dat [Russen] zich overal proberen in te werken, omdat ze grondig zijn, ze bekwaam zijn, ze zijn goed.”

De New York Times bouwde gretig voort op dat subjectieve en hoogst bevooroordeelde idee in een artikel met de kop:
Rapport toont aan: Rusland heeft verkiezingssystemen in alle 50 staten op het oog”.

Wat DHS betreft, leek het impliciet te erkennen in een gedeelte van het assessment van 11oktober 2018 uit het Senaatscommissie rapport dat het geen onderscheid kon maken tussen een door de staat gesponsorde hack en een criminele hack. In augustus zei Matthew Masterson, de senior cybersecurity-adviseur van de Cybersecurity and Infrastructure Security Agency (CISA): "We hebben geen specifieke 'targeting' gezien van die verkiezingssystemen die op dit moment zijn toe te schrijven aan actoren van de natiestaten.... We zien wel dat er regelmatig scans worden uitgevoerd, regelmatig onderzoek van de verkiezingsinfrastructuur als geheel, wat je zou verwachten als je IT-systemen beheert. "

Ondanks deze verbluffende bekentenissen is het DHS niet officieel ter verantwoording geroepen voor het opzettelijk verbuigen van haar inlichtingen-assessment zodat het Russische betrokkenheid suggereert bij veel voorkomende criminele hackactiviteiten. Hoe slordig de oorsprong en ontwikkeling ook zijn gebleken, het verhaal blijft te politiek bruikbaar om te laten sterven.


 

Creative Commons-Licentie
Dit werk valt onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal-licentie.

maandag, september 21, 2020

Breng mij het hoofd van Assange!



Jonathan Cook vergeleek de vervolging, de marteling en het uitleveringsproces van Assange met een middeleeuwse straf waarbij een afgehouwen hoofd op een staak tentoongesteld werd om anderen te waarschuwen niet hetzelfde vergrijp als de veroordeelde te begaan.


Verwar dit in alsjeblieft niet met met 'fake news' of 'complottheorieën'. Dit is het echte werk. Het enige, échte werk: Feiten en niets anders. Als je trouw het NOS journaal volgt en een 'kwaliteitskrant" als de NRC leest, af en toe eens radio1 beluistert, zou je de indruk kunnen krijgen goed geïnformeerd te zijn. Helaas is het zo dat je terugbladerend niet anders kunt concluderen dan dat je bijzonder vaak verkeerd geïnformeerd blijkt te zijn geweest. Wat wij beschouwen als de waarheid is vaak eerder het product van opiniemakers, nieuwsduiders, deskundigen ('pundits') of een nieuw fenomeen zoals "influencers" dan het werk van simpele 'verslaggevers'.  

Vanwege het grote aantal "fouten" en wat achteraf misleidende informatie bleek, ontstond er groeiende belangstelling voor alternatieve mediabronnen en begon het vertrouwen in de traditionele media af te nemen. Wat Wikileaks onthullingen lieten zien was dat de officiële nieuwskanalen ons net zo vaak voorlogen als een complotventer als Alex Jones. 

Tijd voor een geloofsoorlog 

Om het lezersrespect te heroveren werden er 'factcheckers' bedacht,
bedoeld om geruchten tegen te spreken. Knap wanhopig – als je al een krant runt die de waarheid vermeldt hoef je je niet bezig te houden met het bestrijden van “geruchten”. Excelleer, dat voldoet.

Lezers werden op steeds indringender wijze voorgelicht met journalistieke formules als “Vijf dingen die u moet weten over [...]”. En werd een steeds intensievere strijd gevoerd tegen ongewenste informatie. Speciale units met intrigerende namen als PropOrNot of Hamilton 68Dashboard aangesteld om met McCarthiaanse energie, devotie én waanzin de jacht op "onwaar" internet-nieuws te openen, of firma's als New Knowledge werden aangesteld om mogelijke buitenlandse influencers te ontdekken. 

Soms was deze (meestal heksen-) jacht nog enigszins goed te praten, omdat idiote complot – of pseudowetenschappelijke theorieën wel degelijk enorme maatschappelijk schade kunnen toebrengen. Maar de prangende vraag is: Wie controleert de controleur? In de wetenschap dat de media meer dan eens als spreekbuis van het gezag fungeert is iedere vorm van samenwerking tussen de overheid en de media al bij voorbaat verdacht en besmet.

Wikileaks heeft nog nooit één leugen verteld

Dus wat hier voor ons ligt is van een andere orde: Wat hier gebeurt is een overheids-oorlog tegen absolute feiten die wereldkundig gemaakt worden door mensen en instanties als Wikileaks, Julian Assange, Chelsea Maning, Edward Snowden, Daniel Elsberg, John Kiriakou, Bill Binney, Karen Kwiatkowski, Coleen Rowley, Gary Webb, Katharine Gun, Thomas Drake, de OPCW klokkenluiders en nog vele, vele anderen die een dure prijs moesten betalen voor het openbaren voor het bekendmaken van waarheden. Het vervolgen van waarheidssprekers is een ernstige zaak. En het gebeurt in toenemende mate. En daar zou men zich grote zorgen om moeten maken. Caitlin Johnstone verwoordde hier uitstekend wat er mis is de vervolging van degene die oorlogsmisdaden openbaart:

Waarheidspublicatie in relatie tot staatsbelangen

Dit gaat verder dan de VS alleen: Ieder ontwikkeld land kent een vorm van 1st Amendment: Het recht op vrijheid van meningsuiting, religie en een vrije pers. Dat recht is altijd 'niet absoluut' geweest, d.w.z. er zitten restricties aan verbonden zoals een verbod op haatzaaien en wat de pers betreft mag de staatsveiligheid niet in het geding komen. Stel dat je in oorlog bent en een journalist wil de ligging van vaderlandse wapendepots bekend maken, dan mag de staat ingrijpen. Maar het is niet zo dat de staat naar willekeur mag ingrijpen als er staatsbeschadigende informatie naar buiten wordt gebracht. Het is altijd het schadelijke handelen dat daarvoor verantwoordelijk is en niet degene die dit wereldkundig maakt. Het gaat nog verder: het is de taak van de media (als 'de vierde macht') om dit soort informatie wereldkundig te maken. Als de media zich opstelt als een hoeder, in plaats van een controleur van de staat verzuimt ze haar taken.
 

Tijdens het uitleveringsproces van Julian Assange probeerde de Amerikaanse staat eerst aan te voeren dat Assange geen journalist of uitgever zou zijn. Dat hield geen stand en maakt ook verder niets uit omdat de regels omtrent verspreiding van gevoelige informatie voor burgers of journalisten hetzelfde zijn. Zolang niet aangetoond kan worden dat de Amerikaanse staat, haar burgers of militairen "op missie" in direct gevaar komen door bepaalde onthullingen is men beschermd onder het Eerste Amendement. Dat laatste (het in gevaar brengen bronnen en informanten) werd diverse keren in het verleden al geopperd maar nooit hard gemaakt . Ook nu werd er in de rechtszaal gebakkeleid over het onderwerp en opnieuw wist de aanklager geen letterlijk geval te noemen van schade die was ontstaan door het onverantwoordelijk lekken of publiceren van geheime informatie. Het was Assange zelf die er uiterst zorgvuldig op toe zag dat deze zelfcensuur nauwkeurig werd toegepast, zo getuigde John Goetz, de onderzoeksjournalist die toentertijd bij Der Spiegel werkte, naast de New York Times en The Guardian een van de drie kranten die de 'Iraq War logs' i.s.m. Wikileaks hebben gepubliceerd. De enige niet-geredigeerde documenten die door WikiLeaks werden gepubliceerd, waren documenten die al algemeen beschikbaar waren via de Cryptome-site, dankzij de eigen journalisten van The Guardian die zo onnadenkend waren om de encryptiesleutel bekend te maken.
Getuige John Sloboda, van Iraq Bodycount beweerde zelfs dat Assange overdreven ver ging in het censureren van namen.

De kwalijke rol van The New York Times en The Guardian
 

Schandalig gedrag van de gerespecteerde mainstream media die eerder nauw, maar vooral gejaagd, samenwerkte met Wikileaks om de 'scoop' te kunnen lanceren en die zich nu af heeft gekeerd van Assange omdat er inmiddels alweer andere politiek/strategische belangen op het spel staan.

Ze hielden zich stil toen de aanklager zijn bewijsvoering baseerde op de (antieke) Espionage Act van 1917 (het in bezit hebben en verspreiden van staatsgeheimen) en beweerde dat Assange bijvoorbeeld Chelsea Manning “had aangezet tot spionage”. (Wij weten inmiddels dat dit onwaar is. Manning heeft dit zelf altijd ontkend en liet zichzelf niet vermurwen toen ze opnieuw voor een jaar opgesloten werd omdat ze koppig weigerde haar eerdere bekentenis “toe te lichten” voor een Grand Jury die erop uit was de rol van Assange te benadrukken. Een ander groot probleem bij het aanwenden van de Spionagewet is dat de drie meewerkende kranten; Der Spiegel The Guardian en The New York Times zichzelf schuldig hadden gemaakt aan het onderdeel 'verspreiding' volgens die Spionagewet. Maar het was al snel duidelijk dat zij niet het doelwit van de heksenjacht waren: Men was uit op het hoofd van Assange.

Een speciale Judasrol is weggelegd voor The Guardian.

Wie daar meer over had kunnen vertellen is de Australische journalist Mark Davis die – ondanks zijn aanbod - niet op de getuigenlijst stond. Hij heeft nauw met Assange in 'the bunker' van The Guardian samengewerkt tijdens het uitschrijven van de 'Afghan war logs' en hij heeft publiekelijk bevestigd dat Assange alle namen braaf aflakte terwijl de Guardian redacteurs zich daar niet druk om maakten.

Tijdens het proces werd geopperd dat Assange er een lakse, arrogante houding op na zou houden wat betreft het beveiligen van namen van informanten. Op dag twee van het proces las de aanklager voor uit een boek van Guardian journalisten David Leigh en Luke Harding: 'Wikileaks: Inside Julian Assange's War on Secrecy', waarin de auteurs zeggen dat Assange zich geen zorgen maakte over het onthullen van de namen van informanten, en hij citeerde daarbij uit een passage waarin Assange zou hebben gezegd dat “informanten het verdienden, als ze werden gedood”. Een voorval dat zowel door Assange als John Goetz heftig ontkend wordt en ook niet strookt met het beeld dat uit diverse getuigenverklaringen naar voren komt. Daarnaast heeft Luke Harding getoond eerder gebeurtenissen bij elkaar te fantaseren zoals het nooit bewezen “bezoek” van Trumps toenmalige campagneleider Paul Manafort aan Assange in de Ecuadoraanse ambassade in Londen,
dit is wat Jonathan Cook daarover schreef:


Het gevaar voor de journalistiek in het algemeen

 De welbekende CraigMurray, klokkenluider en activist en dagelijks bezoeker van de hoorzittingen zegt daarover:

Het doel van de eerdere benadering was duidelijk om de media-steun voor Assange te verminderen door hem te onderscheiden van andere journalisten. Het was duidelijk geworden dat een dergelijke aanpak een reëel risico op mislukking met zich meebracht, als kon worden bewezen dat Assange een journalist is, een lijn die voor de verdediging goed begon te werken. Dus nu werd het dat "elke journalist kan worden vervolgd voor het publiceren van geheime informatie", als Amerikaans regeringsstandpunt. Ik heb het sterke vermoeden dat ze hebben besloten dat ze dat vrijelijk, zonder enige terughoudendheid kunnen verkondigen zonder vrees voor reacties vanuit de media, aangezien de media sowieso geen aandacht schenken aan deze hoorzitting.

Als je betekenis van deze woorden laat inzinken besef je misschien dat we dat we qua persvrijheid én journalistieke integriteit het vijf voor twaalf punt al voorbij zijn. 



Creative Commons-Licentie
Dit werk valt onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal-licentie.

zaterdag, augustus 01, 2020

Media zwijgt terwijl Trump oorlogen verklaart




(Vertaling van 'Freedom Rider: Media Silent as Trump Declares Wars' bij Black Agenda Report)



De aanvallen van Donald Trump op Venezuela, Syrië en Iran zijn misdadig, maar Joe Biden belooft dat hij nog erger te gaan worden.

"Er is geen oppositie in het Congres tegen Trumps agressieve daden die letterlijk mensen over de hele wereld doden."

De door het bedrijfsleven gerunde media in dit land kunnen eindeloos leugens herhalen over Rusland dat de Taliban-premies betaalt, maar negeren belangrijke informatie die openbaar is en gemakkelijk te bewijzen is. Een recent voorbeeld is de aankondiging van president Donald Trump van een soort van aanval op Venezuela.

Tijdens een bezoek aan het Amerikaanse Southern Command (SOUTHCOM) in Florida gaf Trump een interview aan Noticias Telemundo en zei het volgende: "Er gaat iets gebeuren met Venezuela. Dat is alles wat ik je kan vertellen. Er gaat iets gebeuren met Venezuela."

De Verenigde Staten kozen een marionettenpresident om de gekozen president Nicolas Maduro te vervangen, verhoogden de sancties, deden een poging om met behulp van huurlingen het land te destabiliseren en beschuldigden Maduro en zijn vrouw van drugshandel. De Amerikaanse marionettenstaat, bekend als het Verenigd Koninkrijk, besloot dat het meer dan $ 1 miljard aan Venezolaans goud zal behouden in plaats van het over te dragen aan de rechtmatige eigenaren. De buit van de overval op Venezuela bedraagt in totaal $ 24 miljard aan gestolen en bevroren activa. De muur waarvan Trump zei dat hij Mexico zelf voor de kosten zou laten opdraaien, werd feitelijk betaald met onrechtmatig verkregen winsten uit Venezuela.

"
De buit van de overval op Venezuela bedraagt in totaal $ 24 miljard aan gestolen en bevroren activa."

Venezuela wordt jarenlang voortdurend aangevallen door de Verenigde Staten en zijn bondgenoten, waarbij de Trump regering de meest brutale pogingen voor regime-change doet. Maar de media die Trump normaal gesproken beschimpen en bespotten, zwijgen of steunen deze aanvallen. De opmerkingen van Trump hadden de krantenkoppen moeten halen. De president van de Verenigde Staten kondigde opnieuw een vorm van vijandelijkheden tegen Venezuela aan, maar zijn woorden kregen nauwelijks aandacht.

Trump heeft de Verenigde Staten op meerdere manieren naar de rand van een oorlog gemanoeuvreerd. Hij heeft de VS teruggetrokken uit nucleaire verdragen met Rusland die decennia geleden zijn geratificeerd. Zijn woordenoorlog tegen China is niet alleen retorisch. Beledigingen uitspreken over het 'Wuhan-virus' en altijd het woord communistisch toevoegen samen met het woord China zijn niet alleen stunts. Het aanzetten tot geweld in Hong Kong maakte deel uit van een groter plan om een economische en politieke rivaal te verzwakken.

De Verenigde Staten voeren op alternatieve manieren oorlog over de hele wereld. De oorlog tegen Syrië is verloren. Er zal daar met militaire middelen geen verandering in het regime plaatsvinden, dus neemt Trump zijn toevlucht tot het stelen van olie, het verbranden van tarwegewassen en het verhogen van sancties die de toegang tot voedsel en medicijnen beperken. Israël, Amerika's broeder in het kwaad, bombardeert Iraanse defensiefaciliteiten in de hoop dat ze eindelijk hun oorlogsfantasie kunnen zien uitkomen.

"De Verenigde Staten voeren op alternatieve manieren oorlog over de hele wereld."

Maar aan geen van deze incidenten wordt door de media voldoende aandacht geschonken. Als ze überhaupt worden becommentarieerd, vertrouwt de nieuwsverslaggeving op de - altijd aanwezige - anonieme informatiebron, of anderen die de officiële lijn klakkeloos napraten. Je moet weten waar je moet zoeken om een degelijke analyse te vinden.

De nieuwe verwoesting die in Syrië is aangericht, wordt onvoldoende belicht of anders met instemming verslag van gedaan door de zakelijke media. Er is geen kritiek op het beleid, niemand wijst erop dat er een oorlogsmisdaad wordt gepleegd in naam van het Amerikaanse volk. In feite heeft de Washington Post het feit dat de toepasselijk genaamde Caesar Act "de Syrische munteenheid heeft doen crashen", toegejuicht. Ze hadden er aan kunnen toevoegen dat het tevens het lijden heeft doen toenemen.

Al het gekrakeel over Russiagate, Ukrainegate, Bountygate of een andere 'gate' die verzonnen wordt, is illusionisme voor de massa en propaganda voor het duopolie. Er is geen oppositie in het Congres tegen Trumps agressieve daden, die letterlijk mensen over de hele wereld doden.

"Er worden oorlogsmisdaden gepleegd in naam van het Amerikaanse volk."

Helaas zal noch dit beleid, noch de reactie van de zakelijke media anders zijn als Joe Biden president wordt. Biden's Venezuela-beleid is hetzelfde als dat van Trump. Zijn aanvallen waren in feite nog verder naar rechts. Toen Trump de bereidheid uitte om met Maduro te praten, keerde hij op zijn schreden terug nadat Biden elke poging om te praten veroordeelde. "Trump praat stevig tegen Venezuela, maar bewondert misdadigers en dictators zoals Nicolas Maduro", was Biden's twitter-repliek.

Het eindresultaat van deze machinaties is dat Rusland en China dichter dan ooit tot elkaar zijn gekomen, aangezien beide landen bescherming zoeken tegen het Amerikaanse imperialisme. Ze proberen te voorkomen dat de VS en hun vazalstaat-bondgenoten zich in hun land mengen of Syrië of Iran of Venezuela vernietigen en daardoor zichzelf machteloos maken. Iran en China hebben onlangs een overeenkomst bereikt waarbij China de infrastructuur van Iran zal bouwen en China de komende 25 jaar voor een gereduceerd tarief mag profiteren van Iraanse olie. Terwijl de media hier Amerikanen onwetend houden met belachelijke verhalen over Russische premies, werken de geteisterde landen samen voor hun eigen voordeel.

Alleen mensen met de interesse en de middelen om onafhankelijke media te zoeken, weten hoe hun land de wereld bedreigt. Laten we wel wezen: Trump heeft immers een publieke dreiging tegen Venezuela uitgesproken en het registreerde nauwelijks een bliep op een scherm. Wanneer de VS te ver gaan en de wereld een hete oorlog te wachten staat, zullen onwetende Amerikanen niet weten wat hen is overkomen. Ze babbelen misschien over het laatste nepschandaal of roepen uit: 'Ze haten ons voor onze vrijheden', maar de rest van de wereld maakt het niet uit en onwetendheid deugt niet als excuus.





Creative Commons-Licentie
Dit werk valt onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal-licentie.

zaterdag, juli 25, 2020

Bombardeerde Trump Syrië op valse gronden?


De Amerikaanse media negeren gelekte OPCW informatie waardoor de indruk ontstaat dat er feiten onder het tapijt worden geveegd.

(Vertaling van "Did Trump Bomb Syria on False Grounds?" door Aaron Maté bij The Nation) 

Een reeks gelekte documenten van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) geeft ruimte aan de suggestie dat de Trump regering Syrië op valse gronden heeft gebombardeerd en ambtenaren van 's werelds beste waakhond voor chemische wapens onder druk heeft gezet om het te verdoezelen. Twee OPCW-functionarissen, hoog aangeschreven wetenschappers met meer dan 25 jaar gecombineerde ervaring bij de organisatie, stelden interne misstanden aan de kaak. Maar in tegenstelling tot veel klokkenluiders uit het Trump-tijdperk, hebben zij binnen de gevestigde kringen in de Verenigde Staten geen voorvechter of zelfs maar een publiek gevonden.

Het bombardement op Syrië door de Trump regering op 13 april 2018 kwam daags nadat het de Syrische troepen ervan beschuldigde bijna 50 mensen te hebben gedood bij een chemische wapenaanval op Douma, een buitenwijk van Damascus. Op grote schaal verspreide videobeelden vertoonden tientallen lijken in een appartementencomplex en een andere groep vermeende slachtoffers van gasaanvallen die in een ziekenhuis werden behandeld. Hoewel het Witte Huis geen beschuldigingen tegen Syrië leverde, overtuigden de schrijnende beelden het Congres en de media ervan de militaire aanvallen toe te juichen (zoals ze het jaar daarvoor onder vergelijkbare omstandigheden deden).

Toch waren er gelijk al redenen voor scepsis. De Syrische regering stond op het punt het laatste Douma-bolwerk van Jaysh-al-Islam te heroveren, een door Saudi Arabië gesteunde militie die meedogenloos de Syrische hoofdstad beschoot. Het plotseling inzetten van chemische wapens zou betekenen dat de Syrische strijdkrachten willens en wetens de 'rode lijn' overschreden die de Amerikaanse militaire interventie zou veroorzaken. Daaropvolgende rapportages van de Britse journalisten Robert Fisk van The Independent, BBC producer Riam Dalati, en James Harkin's onderzoek voor The Intercept troffen bewijs aan dat de burgers die gefilmd waren in het ziekenhuis niet in contact waren geweest met een giftig gas.

Het verhaal van de Amerikaanse regering kreeg in maart 2019 een ferme opsteker toen de OPCW een langverwacht eindverslag uitbracht. Het concludeerde dat er "redelijke gronden" waren om te geloven dat er in Douma een chemische wapenaanval had plaatsgevonden en dat "de giftige chemische stof waarschijnlijk moleculair chloor was".

Dit rapport was echter niet het laatste wat wij van de OPCW meekregen. Sinds mei 2019 onthullen interne OPCW-documenten, waaronder een bundel gepubliceerd door WikiLeaks, dat het oorspronkelijke rapport van de Douma-onderzoekers andere conclusies trok dan de gepubliceerde versie van hun organisatie. Zij werden echter overruled door hoge ambtenaren die bewijsmateriaal voor het publiek verborgen hielden.

De belangrijkste onthullingen van de lekken zijn:

  • Hoge OPCW-functionarissen herwerkten het oorspronkelijke rapport van de Douma-onderzoekers om een versie te produceren die sterk afweek van het origineel. De belangrijkste feiten werden verwijderd of verkeerd voorgesteld en de conclusies werden herschreven om de bewering te ondersteunen dat er in Douma een chloorgasaanval had plaatsgevonden. Maar het eerste rapport van het team concludeerde niet dat er een chemische aanval plaatsvond en liet de mogelijkheid open dat slachtoffers werden gedood bij een 'niet-chemisch gerelateerd' incident.

  • Vier experts uit een OPCW- en NAVO-lidstaat hebben op verzoek van het OPCW-team een toxicologische beoordeling uitgevoerd. Ze concludeerden dat de waargenomen symptomen van de burgers in Douma, met name het snelle optreden van overmatig schuimen vanuit de mond, evenals de concentratie van slachtoffers die in het appartementsgebouw zo dicht bij de frisse lucht werden gefilmd, 'niet consistent waren met blootstelling aan chloor, en niet gerelateerd konden worden met een andere voor de hand liggende kandidaat chemische stof die deze symptomen veroorzaakt'.

  • Chemische tests van de in Douma verzamelde monsters toonden aan dat chloorverbindingen in de meeste gevallen aangetroffen werden in grootte niet verder kwamen dan 'delen per miljard'. Toch werd deze bevinding niet openbaar gemaakt. Verder bleek later dat de chemicaliën zelf niet opvielen als uniek: volgens de auteur van het eerste rapport, de OPCW's topexpert op het gebied van chemische wapenchemie, zouden ze het gevolg kunnen zijn van contact met huishoudelijke producten zoals bleekmiddel of afkomstig zijn van gechloreerd water of houtconserveringsmiddelen.

  • De auteur van het eerste rapport protesteerde tegen de herzieningen in een e-mail waarin hij zijn 'grootste zorg' uitdrukte. De gewijzigde versie 'geeft een verkeerde voorstelling van de feiten', schreef hij, en 'ondermijnde daarmee de geloofwaardigheid'.

  • In reactie op de protest e-mail over de manipulatie van de bevindingen van het team, publiceerde de OPCW in juli 2018 een afgezwakt tussentijds rapport. Rond die tijd besloten OPCW-leidinggevenden dat de zaak zou worden behandeld door een zogenaamd 'kernteam',  dat echter alle Douma-onderzoekers die naar Syrië waren gereisd uitsloot, op één paramedicus na. En het was dit kernteam - niet de inspecteurs die naar Douma waren uitgezonden en het originele document hadden ondertekend - dat het eindrapport van maart 2019 heeft opgesteld.

  • Na de e-mail van protest en slechts enkele dagen voordat het tussentijdse rapport op 6 juli werd gepubliceerd, ontmoette een delegatie van de Amerikaanse regering leden van het onderzoeksteam om hen ervan te overtuigen dat de Syrische regering een chemische aanval met chloor had gepleegd. Volgens ervaren verslaggever Jonathan Steele, die een van de klokkenluiders interviewde, zag het Douma-team de bijeenkomst als "onaanvaardbare druk en een schending van de door de OPCW verklaarde principes van onafhankelijkheid en onpartijdigheid". Inmenging door staatspartijen is krachtens het 'verdrag chemische wapens' uitdrukkelijk verboden.

  • De gevolgtrekking uit het eindrapport van de OPCW - ruimhartig verspreid, onder meer door de Trump regering - was dat gasflessen die in Douma zijn gevonden waarschijnlijk afkomstig waren van Syrische militaire vliegtuigen. Een niet-gepubliceerd technisch onderzoek kwam tot de tegenovergestelde conclusie. De studie evalueerde concurrerende hypothesen: ofwel werden de cilinders vanuit naarbenede gegooid of werden ze handmatig geplaatst. Er is "een grotere kans", concludeerde de studie, "dat beide cilinders met de hand werden geplaatst ... in plaats van te zijn gedropt vanuit vliegtuigen." Op 'Locatie 4', waar een cilinder op een bed werd gevonden, bleek uit de studie dat de cilinder te groot was om door het gat in het dak erboven te zijn doorgedrongen; op de andere locatie, "Locatie 2", waren de waargenomen schade aan de cilinder en aan het dak dat naar verluidt was doorgedrongen onverenigbaar met een vliegtuigbombardement. Ballistische experts zeiden ook dat het waarschijnlijker was dat de krater was gemaakt door een explosie, waarschijnlijk door een artilleriegranaat, een raket of een mortier. Met beide cilinders concludeerde de studie dat "de alternatieve hypothese' - dat de cilinders handmatig werden geplaatst en dat de kraters op andere manieren werden veroorzaakt - 'de enige plausibele verklaring was voor waarnemingen ter plaatse".

De OPCW-leiding heeft nog geen inhoudelijke verklaring gegeven waarom zij kritische bevindingen hebben verzwegen en het oorspronkelijke rapport radicaal heeft gewijzigd. In plaats daarvan heeft het zich op denigrerende wijze uitgelaten over de twee leden van het Douma-team die de manipulatie van hun onderzoek hebben aangevochten.

De eerste dissidente onderzoeker staat alleen bekend als inspecteur B (zijn identiteit is publiekelijk niet bevestigd). B was de wetenschappelijke coördinator van de Douma-missie, de belangrijkste auteur van het conceptrapport en de latere auteur van de protest e-mail over de ongewenste bewerking.

De tweede onderzoeker, door de OPCW beschreven als inspecteur A, is Ian Henderson, een chemisch ingenieur en ballistiekdeskundige die de studie heeft geschreven en concludeerde dat de cilinders waarschijnlijk met de hand waren geplaatst. Henderson ging naar Douma en deed gedetailleerde metingen op een van de cilinderlocaties.

In publieke uitlatingen beweerde OPCW directeur-generaal Fernando Arias dat het tweetal "opzettelijke en met voorbedachten rade gemaakte inbreuken op de vertrouwelijkheid" heeft gepleegd, maar hen er niet van beschuldigd het OPCW-materiaal te hebben gelekt. Arias stelt dat de "zorgen van inspecteur B" serieus werden genomen ", zonder op een zinvolle manier te verklaren waarom de bevindingen in het oorspronkelijke rapport van B niet in de definitieve versie waren opgenomen. Hij heeft het tweetal ook afgedaan als minder belangrijke spelers die weigerden te accepteren dat hun conclusies 'foutief, niet geïnformeerd en onjuist' waren.

Toch zijn de beide inspecteurs niet bepaald van het type waar je buitensporig gedrag van zou verwachten. Integendeel. Henderson en inspecteur B hadden respectievelijk 11 en 16 jaar bij de OPCW gewerkt. Interne OPCW-beoordelingen van hun werkprestaties bieden uitbundige lof. In 2005 schreef een leidinggevende OPCW-functionaris dat Henderson consequent "de hoogst mogelijke beoordeling heeft ontvangen. (…) Ik beschouw [hem] als een van de beste van onze inspectieteamleiders." Inspector B, een OPCW-chef schreef in 2018, 'heeft het meest bijgedragen tot de kennis en het begrip van de chemie van CW [Chemical Weapons] toegepast op inspecties.' In een andere evaluatie beschreef een andere manager B als "een van de meest gewaardeerde" teamleiders, wiens "ervaring binnen de organisatie, het verificatieregime en oordeelkunde ongeëvenaard is."

De interne lof voor de inspecteurs staat in contrast met wat de OPCW-leiding nu in het openbaar over hen zegt. Dit omvat o.m. het maken van onware beweringen. Arias heeft gezegd dat Henderson "geen lid was van de FFM [onderzoeksmissie]" in Douma, maar gelekt materiaal dat ik onder ogen kreeg, toont aan dat die bewering onjuist is. Gelijktijdige OPCW-documenten beschrijven Henderson als een FFM-lid en vermelden hem in de lijst van "Missiepersoneel" van de groep inspecteurs van de Douma-missie.

De twee inspecteurs zijn ook niet de enige die hun bezorgdheid uiten. Eerder dit jaar vertelde een andere OPCW-functionaris mij, op voorwaarde van anonimiteit, dat ze "geschokt" waren door de "weerzinwekkende ... wanbehandeling" van het paar. "Ik sta volledig achter hun inspanningen", schreef de ambtenaar. "Ze proberen juist de integriteit de organisatie te beschermen die gehijacked werd en wier goede naam in opspraak is geraakt."

Ook de behandeling van de klokkenluiders door westerse media verdient kritiek. Ondanks de explosieve aard van het verhaal, heeft het een soort van collectieve onverschilligheid opgeroepen. Terwijl eerdere WikiLeaks-onthullingen hele nieuwscycli hebben aangewakkerd, hebben geen grote Amerikaanse mediakanalen gerapporteerd over het OPCW Douma-dossier. CNN en MSNBC, die beiden het besluit van Trump steunden om Syrië te bombarderen, hebben het OPCW-verhaal genegeerd. De enige keer dat een New York Times-verslaggever het Douma-schandaal heeft genoemd, was terloops. The Times degradeerde de uitgebreide OPCW-lekken tot slechts een "e-mail van een onderzoeker". (Het verschool zich achter Bellingcat's verzekering van Syrische schuld, zonder te vermelden dat dat een open source-onderzoeksoutlet is - afhankelijk van westerse overheidsfinanciering  onder meer uit de VS via de National Endowment for Democracy.). Zelfs progressieve, tegendraadse nieuwssites die normaliter klokkenluiders hebben verdedigd en Amerikaanse oorlogen bekritiseerden, hebben dit verhaal gemeden. The Guardian beschreef de beweringen van de klokkenluiders als 'een door Rusland gedicteerde affaire' in plaats van het te zien als een poging van twee ervaren inspecteurs om hun onderzoek te verdedigen.

Wat kan de verklaring zijn voor deze overheersende stilte? Het is zeker waar dat de Syrische regering en haar Russische bondgenoot de beschuldigingen van het gebruik van chemische wapens krachtig hebben ontkend, ook in Douma. Maar net zoals Irak ten onrechte werd beschuldigd van het bezit van massavernietigingswapens, mag scepsis over westerse claims niet worden gelijkgesteld met steun voor het doelwit-regime. De Irak-zaak herinnert ons er in ieder geval aan dat dergelijke beschuldigingen niet gepolitiseerd mogen worden en de moeite waard zijn om onderzocht te worden, vooral als ze worden gebruikt om militaire actie en andere agressieve maatregelen, waaronder verlammende sancties, te rechtvaardigen.

De mogelijkheid dat de Verenigde Staten Syrië mogelijk hebben gebombardeerd op basis van leugens - en druk hebben uitgeoefend op een mondiale onderzoeksinstantie om die interventie legitimiteit achteraf te verlenen - zou de mediablokkade moeten doorbreken. Dat geldt ook voor het feit dat het werd onthuld door klokkenluiders die bereid waren een risico te lopen door zich uit te spreken.

Het recente verleden van de Amerikaanse regering met de OPCW kent een grimmige verleden. In 2002 verdreef de regering-Bush de eerste directeur-generaal van de organisatie, José Bustani. De doorgewinterde Braziliaanse diplomaat onderhandelde met Bagdad over wapeninspecties die de inspanningen van de regering-Bush om een oorlog te beginnen mogelijk belemmerden. Bustani heeft sindsdien onthuld dat John Bolton, die toen als staatssecretaris diende, hem en zijn familie persoonlijk bedreigde om hem te dwingen af te treden.

Bustani staat opnieuw recht tegenover Bolton. In zijn nieuwe memoires over zijn ambtstermijn als nationale veiligheidsadviseur van Trump, vertelt Bolton dat hij toezicht hield op de Amerikaanse aanvallen op Syrië op grond van de beschuldigingen van Douma, en betreurde hij alleen dat Trump geen grotere aanval goedkeurde. Bustani nam ondertussen deel aan een panel van oktober 2019 dat een uitgebreide presentatie hoorde van een van de Douma-klokkenluiders.

"Het overtuigende bewijs van onregelmatig gedrag in het OPCW-onderzoek naar de vermeende chemische aanval door Douma bevestigt de twijfels en vermoedens die ik al had", schreef Bustani. "Het beeld is nu zeker duidelijker, hoewel erg verontrustend." Zijn hoop, voegde hij eraan toe, is dat de verontwaardiging over de Douma-lekken "een proces zal katalyseren waardoor de [OPCW] kan worden opgewekt om de onafhankelijke en niet-discriminerende instantie te worden die het vroeger was".

Bustani is een van de prominente ondertekenaars van een brief waarin de OPCW wordt opgeroepen om de inspecteurs van Douma vrijelijk hun onderzoek te laten bespreken. Henderson legde een verklaring af tijdens een VN-sessie in januari, maar de Verenigde Staten hebben andere pogingen gedwarsboomd. (Volgens de Russische afgezant van de OPCW maakte een Amerikaanse vertegenwoordiger bezwaar tegen het feit dat een hoorzitting in Douma "de Russische zijde zou aanmoedigen om stalinistische processen te herhalen, met kruisverhoren en intimidaties van getuigen.")

De inspecteurs willen gewoon gehoord worden. In verklaringen aan Arias dit jaar vroegen beide klokkenluiders om een gelegenheid om het bewijs van Douma op transparante, wetenschappelijke wijze te mogen openbaren. "Onze enige plicht is om trouw te zijn aan de feiten en de wetenschap, en als dat eenmaal is bereikt, zullen we graag de bewezen en overeengekomen wetenschappelijke resultaten accepteren", schreef Henderson.

'Er was iets misgegaan binnen de OPCW, meneer', zei [inspecteur] B tegen Arias. 'En we wilden dat u het wist.
Zo simpel is het".





Creative Commons-Licentie
Dit werk valt onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal-licentie.

vrijdag, juli 24, 2020

Craig Murray als getuige


Russiagate. Het Mueller onderzoek. Einde van het verhaal was: Er is geen bewijs van samenspanning tussen Poetin en Trump om laatstgenoemde in 2016 aan de overwinning te helpen. Echter, zo hield Mueller vol, de DNC computer werd gehackt en de emails werden door de Russen doorgespeeld aan Wikileaks. Daar werd nooit bewijs van geleverd en het leveren van dat bewijs werd onmogelijk gemaakt toen de computer voor onderzoek werd meegegeven aan de firma CrowdStrike die daar een flutrapportje over schreef ("the Russians dun it") waarna de originele harde schijf vernietigd werd (volgens voormalig DNC interim voorzitter Donna Brazile). Zonder dat de FBI daar ooit een blik op kon werpen.

Telkens tijdens het onderzoek bood de voormalig Britse diplomaat Craig Murray aan om te getuigen bij het Mueller proces, omdat hij bereid was onder ede te verklaren dat hij wetenschap had over de wijze waarop de gestolen emails wél terecht waren gekomen bij Wikileaks. Murray werd vorstelijk genegeerd.

Wie bekend is met de ware bedoeling van het Mueller onderzoek weet dat het tot doel had 1. Het afzetten van president Trump en 2. Het vijandsbeeld van Rusland aanscherpen, en 3. De aandacht afleiden van de corruptie en verkiezingsfraude bij de Democratische partij.
Een getuigenis van een persoon dat dat beeld zou verstoren kwam het Mueller team niet zo goed uit, dus met uitzondering van diegenen die hun informatie ook bij de onafhankelijke en alternatieve kwaliteitsmedia vergaren was bij het grote publiek totaal niets bekend van een getuige die een streep kon halen door de verdenking van het hacken van de DNC computer. Datzelfde geldt overigens over de technische informatie die NSA klokkenluider William Binney en zijn 'VIPS' groep graag wilde delen tijdens het Mueller onderzoek (bewijs: een lek, geen hack). Ook zij werden nooit opgeroepen.....

Het leek erop alsof het bedrog zou gaan werken.
In de media werd telkens doodleuk gepraat over de Russen die de verkiezingen hadden beïnvloed, mede door het hacken van de DNC computer. Dat kon gemakkelijk omdat niemand op de hoogte was van het bestaan van getuigen die nooit gehoord werden maar konden aantonen dat het hele verhaal absoluut onwaar was.
Het verhaal kreeg echter in november 2019 een nieuwe wending toen een Spaanse rechter opdracht gaf tot een diepgaand onderzoek naar de praktijken van de Spaanse bewakingsfirma 'Undercover Global SL' (ook wel: "UC Global") dat verdacht werd van het doorspelen van vertrouwelijke beelden, gemaakt in de ambassade, onder meer van gesprekken tussen Julian Assange en zijn advocaten aan "de Amerikaanse inlichtingendienst", vermoedelijk de CIA. Dat is een ernstig vergrijp, zeker voor een beveiligingsbedrijf dat een vertrouwensrelatie heeft met zijn opdrachtgever, in dit geval de Ecuadoraanse ambassade in Londen. Dit alles kwam aan het licht toen de directeur van de firma, David Morales pochtte over zijn werkzaamheden voor de "Dark Side". De verdediging van Assange diende daarop een aanklacht in bij de Spaanse justitie omdat er inbreuk was gemaakt op de advocaat / cliënt relatie.

Volledig doodgezwegen door de media loopt dit proces al een tijdje en zal Craig Murray eindelijk de mogelijkheid krijgen om zijn verklaring, voor een rechtbank en onder ede, af te leggen. Ook dat zal door de media hartstochtelijk genegeerd gaan worden maar daarmee kan niet voorkomen worden dat Murray's beweringen en die van anderen uit de sfeer van  obscuriteit gehaald worden en gewicht krijgen. Murray maakt zich namelijk kwetsbaar voor meineed en een mogelijke gevangenisstraf als mocht blijken dat hij heeft gelogen.

De ooit veelbelovende Marcy Wheeler van 'Empty Wheel' liet in februari ook nog haar ook haar licht over de zaak schijnen maar die blijkt nog steeds vastgebakken in de haatmodus jegens 'de Russen & Assange' en heeft schijnbaar nog steeds moeite te accepteren dat ze volkomen ongelijk had over Russiagate.

Haar lezers schijnen ook nog steeds in de prehistorische veronderstelling te leven dat Assange op de vlucht was voor het gerecht en dat hij over de hele wereld gezocht werd voor "zijn misdaden"




Wheeler lijkt van mening te zijn dat het openbaren van spionage activiteiten (zelfs als die illegaal zijn) niet de taak van de journalistiek is en dat inlichtingendiensten in het diepste geheim hun werk moeten kunnen doen. Zoals de Britten dat zo fraai kunnen zeggen: "I beg to differ"

Zonde van dit eerder toch zo veelbelovende blog.

Echt interessant gaat het pas worden als Craig Murray voor het Spaanse gerechtshof gehoord gaat worden over de aard van zijn contacten met Julian Assange in de Ecuadoraanse ambassade en hij vrijuit kan spreken over hetgeen hij wel of niet heeft gezegd, of afgesproken heeft met Assange. We weten namelijk dat de CIA alles kan verifiëren of desgewenst kan weerleggen. Ze hebben immers alles al op tape. Het gebruiken van dit illegaal verkregen materiaal tijdens een rechtszaak zou in een normale juridische setting al voldoende zijn om het een 'mistrial' te noemen en zou Assange vrijuit moeten gaan.
Maar het uitleveringsproces is een politiek proces.

Nadat Murray zijn verklaring heeft afgelegd ligt de bal bij de CIA om te bewijzen wat ze dan beter weten en op dat moment wordt voor de buitenwereld nog meer duidelijk dat de jacht op Assange een obsessie is. Net zoals de McCarthyaanse heksenjacht op "Russian collusion" in Russiagate dat was. 

 


Creative Commons-Licentie
Dit werk valt onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal-licentie.

dinsdag, juni 30, 2020

Nieuwe, ongesubstantieerde beweringen van 'functionarissen' die Russiagate in leven moeten houden

(bron: Moon of Alabama )

Er waren beschuldigingen over e-mails die iemand van de DNC ontfutseld had en aan Wikileaks waren doorgespeeld. Rusland moest het gedaan hebben. De FBI en andere inlichtingendiensten, ze zaten er bovenop. Uiteindelijk werd er geen bewijs geleverd om de beweringen te staven.
 

Er waren beschuldigingen dat Trump de verkiezingen niet echt had gewonnen. Rusland moest het gedaan hebben. De verschillende Amerikaanse inlichtingendiensten zorgden samen met hun Britse vrienden voor allerlei sinistere lekken over de vermeende zaak. Uiteindelijk werd er geen bewijs geleverd om de beweringen te staven.

Een Britse dubbelagent, Sergej Skirpal, zou bij een Russische aanval op hem gewond zijn geraakt. De inlichtingendiensten vertelden allerlei tegenstrijdige onzin over de zaak. Uiteindelijk werd er geen bewijs geleverd om de beweringen te staven.

 
Alle drie de zaken hadden twee punten gemeen. Ze waren gebaseerd op bronnen in de buurt van de Amerikaanse en Britse inlichtingengemeenschap. En ze waren bedoeld om de vijandigheid tegen Rusland te vergroten. Het laatste punt werd vervolgens gebruikt om de oorspronkelijke plannen van Donald Trump
voor betere betrekkingen met Rusland te saboteren. 


Nu maken de inlichtingendiensten een volgende bewering die precies in het bovenstaande patroon past.
 


Verslaggevers van de New York Times en de Washington Post werden door niet bij naam genoemde 'functionarissen' opgeroepen en kregen te horen dat Rusland enkele Afghanen betaalt om Amerikaanse soldaten in Afghanistan te vermoorden. Er is geen enkel bewijs dat de bewering waar is. De Taliban-woordvoerder ontkent het. Het aantal in Afghanistan omgekomen Amerikaanse soldaten is minimaal. De vermeende bronnen van deze claims zijn criminelen die de VS in Afghanistan gevangen hebben genomen.


Al die onzin wordt opnieuw gebruikt om te verhinderen dat Trump's wens voor betere betrekkingen met Rusland gestalte gaat krijgen. Stel je voor - Trump werd op de hoogte gebracht van deze onzinnige beweringen en hij deed er niets aan!


Dezelfde inlichtingendiensten en 'functionarissen' betaalden eerder premies om onschuldige gevangenen naar Guantánamo Bay te brengen, waar ze werden gemarteld totdat ze valse bekentenissen aflegden, en daar vervolgens over logen. Dezelfde inlichtingendiensten en 'functionarissen' logen over massavernietigingswapens in Irak. Dezelfde 'inlichtingenfunctionarissen' betaalden en betalen Jihadi's vermomd als 'Syrische rebellen' om Russische en Syrische troepen te doden die hun land verdedigen.


De journalistieke normen van de New York Times en de Washington Post moeten onder nul zijn om dergelijke onzin te publiceren zonder echt bewijs te vragen. Het persbericht zoals onderstaande verhalen van anti-Trump / anti-Russische bronnen hebben niets te maken met 'geweldige berichtgeving' maar zijn pure stenografie.


The New York Times


Rusland bood in het geheim Afghaanse militantenbijdragen aan om Amerikaanse troepen te doden, zegt de inlichtingendienst.

Amerikaanse inlichtingenfunctionarissen hebben geconcludeerd dat een eenheid van de Russische militaire inlichtingendienst in het geheim premies heeft aangeboden aan met de Taliban verbonden militanten voor het doden van coalitietroepen in Afghanistan - onder meer tegen Amerikaanse troepen - tijdens vredesbesprekingen om de langlopende oorlog daar te beëindigen, aldus welingelichte functionarissen.


De dicht bij
de inlichtingendienst opererende functionarissen konden geen verklaring vinden voor de trage reactie van het Witte Huis na het bekend worden van deze inlichtingen over Rusland.
Terwijl enkele van zijn naaste adviseurs, zoals staatssecretaris Mike Pompeo, voor een meer agressief beleid jegens Rusland hebben geijverd, heeft de heer Trump een accommoderende houding tegenover Moskou aangenomen.De inlichtingenbeoordeling zou op zijn minst gedeeltelijk gebaseerd zijn op ondervragingen van gevangengenomen Afghaanse militanten en criminelen.

The Washington Post:

Russische operatie was gericht op coalitietroepen in Afghanistan, concludeert inlichtingendienst

Een Russische militaire spionage-eenheid bood premies aan met de Taliban verbonden militanten om coalitietroepen in Afghanistan aan te vallen, waaronder Amerikaanse en Britse troepen, in een opvallende escalatie van de vijandigheid van het Kremlin tegenover de Verenigde Staten, heeft Amerikaanse inlichtingendiensten ontdekt.

De Russische operatie, voor het eerst gerapporteerd door de New York Times, heeft binnen de Trump-regering een intens debat op gang gebracht over hoe het best kan worden gereageerd op een verontrustende nieuwe tactiek van een natie die de meeste Amerikaanse functionarissen als een potentiële vijand beschouwen, maar die president Trump vaak heeft omarmd als een vriend, zeiden de ambtenaren, die op voorwaarde van anonimiteit spraken om een ​​gevoelige inlichtingenkwestie bespreekbaar te maken.


De eenheid die volgens ambtenaren verantwoordelijk was voor het naar verluidt aanbieden van de premies, is ook in verband gebracht met de vergiftiging en poging tot moord op de voormalige Russische militaire spion Sergei Skripal in Groot-Brittannië in 2018.






Creative Commons-Licentie
Dit werk valt onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal-licentie.