Dit is een
vertaling van een artikel uit de Grayzone van 13 september 2020 door
Gareth Porter; “Dark web voter database report casts new doubts onRussian election hack narrative”
Een
nieuw rapport dat aantoont dat kiezersdatabases van Amerikaanse
staten openbaar beschikbaar waren, doet twijfels rijzen over het
verhaal dat de Russische inlichtingendienst in 2016 'hun pijlen
gericht hadden' op verkiezingswebsites van staten in Amerika.
Een
artikel van 1 september in het Moskouse dagblad Kommersant over een
"dark web" site met een database met persoonlijke
informatie van miljoenen geregistreerde Amerikaanse kiezers
ondermijnt een van de centrale thema's van de Russische hysterie
waarvan de Amerikaanse politiek vergeven is.
Democratische
politici en commerciële media-experts hebben het al lang als feit
geaccepteerd dat de Russische inlichtingendienst zich in 2016 richtte
op verkiezingswebsites
van staten in Amerika. Maar
het Kommersant artikel laat zien dat die door de staat geregistreerde
kiezersdatabases al beschikbaar waren voor iedereen in het publieke
domein, waardoor geen enkel officieel Russisch motief denkbaar is
voor het hacken van websites van Amerikaanse staten.
Kommersant meldde dat een gebruiker op een
darkweb-forum, bekend als Gorka9, gratis toegang bood tot databases
met de informatie van 7,6 miljoen kiezers in Michigan, samen met de
kiezersdatabases van Connecticut, Arkansas, Florida en North
Carolina.
Er zijn verschillen
tussen de database in Michigan die wordt beschreven door Gorka9 en de
database die de staat Michigan op verzoek aan het publiek vrijgeeft.
Tracy Wimmer, de woordvoerder van de secretaris van de staat
Michigan, zei in een e-mail aan Grayzone dat wanneer de
kiezersregistratiedatabase in Michigan op verzoek voor het publiek
wordt vrijgegeven, de staat het volgende achterhoudt: “geboortedatum
(geboortejaar wel) rijbewijsnummer, de laatste vier cijfers van
iemands burgerservicenummer, e-mailadres en telefoonnummer”. De
beschrijving van Gorka9 van de gegevens in Michigan omvat echter
rijbewijsnummers, volledige geboortedata, burgerservicenummers en
e-mails.
In
feite zijn zowel ongecensureerde als gecensureerde staat
kiezersbestanden natuurlijk algemeen beschikbaar op het dark web en
elders op internet. Meduza, een Russischtalige nieuwssite gevestigd
in Riga, Letland, publiceerde het Kommersant-verhaal samen met een
"anonFiles" – downloadportaal voor toegang tot de
kiezersdatabase in Michigan en een pagina ervan waaruit bleek dat het
de officieel gecensureerde versie is. Het DHS [Department of Homeland
Security] en de FBI erkenden beiden in reactie op het
Kommersant-verhaal dat “veel kiezersregistratiegegevens openbaar
beschikbaar zijn of gemakkelijk kunnen worden gekocht”.
Criminele hackers proberen al jaren dergelijke online persoonsgegevens waarover
staten beschikken te bemachtigen – niet alleen uit databases van
kiezersregistratie, maar ook van rijbewijzen, gezondheidszorg en
andere databases. Lisa Vasa, hoofd informatiebeveiliging van Oregon,
vertelde in september 2017 aan de Washington Post dat haar team “elke
dag meer dan 14 miljoen pogingen om toegang te krijgen tot ons
netwerk” blokkeert.
Ken Menzell, de juridisch adviseur van
het Illinois verkiezingsbestuur vertelde Gareth Porter in een
interview in 2017 dat het enige nieuwe aan de hack van de
kiezersdatabase in 2016, waar persoonlijke gegevens
van 200.000 geregistreerde kiezers in Illinois het doelwit waren, was
dat de hackers daadwerkelijk deze wisten te ontfutselen. Menzell wist
te vertellen dat hackers sinds 2006 “constant probeerden” in te
breken op elke persoonlijke database van Illinois.
Het motief
voor de hackers was simpel; zoals opgemerkt door Andrey Arsentiev,
het hoofd van analyse en speciale projecten bij het particuliere
beveiligingspartnerschap Infowatch, kunnen databases worden verzameld
om ze voor de winst aan te bieden op het dark web, voornamelijk door
ze te verkopen aan grootschalig opererende oplichters. Gorka9 bood
gratis bestanden van de staatskiezers aan omdat de eigenaar al de
potentiële winst uit de verkoop ervan had geperst.
Voor de
Russische regering zouden dergelijke databases daarentegen weinig of
geen waarde hebben. Toen Bill Priestap, chef van de contraspionage
van de FBI, in juni 2017 door een lid van de inlichtingencommissie
van de Senaat werd gevraagd hoe Moskou de persoonlijke gegevens van
kiezersregistratie zou kunnen gebruiken, was de enige verklaring die
hij kon bedenken dat de Russische regering en haar
inlichtingendiensten volledig onwetend waren van het doel van
kiezersdatabases van de Amerikaanse staat. “Ze gebruikten de
gegevens om te begrijpen waaruit het bestond”, verklaarde Priestap.
Priestap was zich duidelijk niet bewust van de absurditeit
van de suggestie dat de Russische regering in 2016 geen idee had wat
er in dergelijke databases stond. Soortgelijke registratiebestanden
werden immers al jarenlang op het dark web verkocht. De FBI heeft
sindsdien met geen woord meer gesproken over de beschamende suggestie
van Priestap.
Het onvermogen van Priestap om met een
aannemelijke reden op de proppen te komen waarom Rusland Amerikaanse
verkiezingssites zou willen hacken, wijst op de onlogische en
ongegronde aard van de beweringen van een Russische dreiging voor de
Amerikaanse presidentsverkiezingen.
DHS is de bedenker van de Russische cybercampagne tegen staat verkiezingssites
In 2016
deed het Department of Homeland Security zijn best om het verhaal van
de Russische infiltratie in Amerikaanse stemsystemen op de markt te
brengen. Destijds probeerde het DHS zijn bureaucratische macht te
vergroten door verkiezingsinfrastructuur toe te voegen aan hun
portfolio van cyberbeveiligingsverantwoordelijkheden, en het
exploiteren van de Russische 'dreiging' was net dat zetje wat ze
nodig hadden om hun campagne een boost te geven.
In hun
opgestelde verklaring voor de inlichtingencommissie van de Senaat in
juni 2017 verwezen twee hoge DHS-functionarissen, Samuel Liles en
Jeanette Manfra, naar een inlichtingenrapport uit oktober 2016 dat
werd gepubliceerd door het DHS Inlichtingen en Analyse Bureau. Ze
verklaarden dat het had “vastgesteld dat met internet verbonden
verkiezingsgerelateerde netwerken, waaronder websites, in 21 staten
mogelijk het doelwit waren van cyberactoren van de Russische
overheid." Het gebruik van de term “mogelijke doelwit”
verraadde het feit dat het DHS niets meer dan een vermoeden had om de
aanklacht te staven.
In feite was het DHS niet in staat om
een poging tot hacking van de verkiezingssite toe te schrijven aan de
Russische regering. Op 7 oktober 2016 verklaarden DHS-secretaris Jeh
Johnson en directeur van National Intelligence James Clapper zelfs
expliciet dat ze dit niet konden doen. Liles en Manfra daarentegen
leken een dergelijke toeschrijving te impliceren, door het DHS te
verbinden met een gezamenlijke beoordeling door de CIA, de FBI en deNSA die op 7 januari 2017 werd vrijgegeven en die de verklaring
bevatte: de “Russische inlichtingendienst heeft toegang verkregen
en behouden tot elementen van meerdere Amerikaanse staats - of lokale
verkiezingsbesturen.”
Maar de betekenis van die taal was
opzettelijk vaag, en de enige aanvullende zin die ermee verband
hield, luidde: "Sinds begin 2014 heeft de Russische
inlichtingendienst onderzoek gedaan naar Amerikaanse
verkiezingsprocessen en aanverwante technologie en apparatuur."
Dat lijkt in de verste verte niet op enige “bevinding”dat Rusland
verkiezingsgerelateerde websites had gescand of gehackt.
In september 2017 bracht het DHS, onder druk van gouverneurs, eindelijk de deelstaatregeringen op de hoogte van de cyberincidenten die het in zijn inlichtingenrapport van oktober 2016 had opgenomen als voorbeelden van "potentiële" Russische doelwitten. Nu gaf men de dubbelzinnige taal op en werd expliciet de Russische verantwoordelijkheid opgeëist.
Een
verkiezingsfunctionaris van de staat die anoniem wilde blijven,
vertelde Gareth Porter in een interview in 2018 dat "een paar
jongens van het DHS die van een script voorlazen" hem hadden
laten weten dat zijn staat "het doelwit was van cyberactoren van
de Russische overheid".
DHS-woordvoerder Scott McConnell
legde op 28 september 2017 een verklaring af dat het DHS volharde in
haar oordeel dat 21 staten “het doelwit (“target”) waren van
cyberactoren van de Russische overheid die op zoek waren naar
kwetsbaarheden en toegang tot de Amerikaanse
verkiezingsinfrastructuur”. Maar McConnell liet ook blijken dat het
DHS "targeting" zo breed had gedefinieerd dat elke openbare
website die een hacker in een staat scande, onder die definitie kon
vallen.
De oneerlijke tactiek die het DHS gebruikte om
plausibel bewijs van 'targeting' aan te tonen, werd onthuld door
Arizona staats-secretaris Michelle Reagan's woordvoerder, Matt
Roberts, die Gareth Porter in een interview vertelde: “Toen we druk
uitoefenden op het DHS om te verduidelijken welk 'target' nou
eigenlijk bedoeld werd, zeiden ze dat het ging om het computersysteem
van de openbare bibliotheek van Phoenix.” Een andere hackincident
uit 2016 in Arizona, waarvan de FBI aanvankelijk dacht dat het een
klus van de Russische overheid was, bleek later een veel voorkomendecriminele hack te zijn. Bij dat incident had een hacker een lokale
functionaris aangevallen met een phishing-poging en was erin geslaagd
hun gebruikersnaam en wachtwoord te stelen.
Ironisch genoeg
had het DHS in zijn eerste inlichtingenrapport gespeculeerd dat
“cyberoperaties gericht op verkiezingsinfrastructuur bedoeld of
gebruikt zouden kunnen zijn om het vertrouwen van het publiek in
verkiezingsprocessen en mogelijk de uitkomst te ondermijnen.”
Die
speculatie, herhaald door de commerciële media, werd een centraal
thema in de Russiagate hysterie waarvan de basis van de Democratische
Partij bezeten raakte. Geen van de journalisten en politici die het
verhaal herhaalden, stonden er een moment bij stil hoe hun
ongefundeerde beweringen van het DHS over Russische penetratie van de
Amerikaanse verkiezingsinfrastructuur precies dat deden - het
vertrouwen van het publiek in het democratische proces verminderen.
De hysterie rond de vermeende Russische verkiezingsdreiging
is nog lang niet voorbij. Het in juli 2019 gepubliceerde rapport vande inlichtingencommissie van de Senaat probeerde de bewering van de
voormalige cyberbeveiligingsadviseur van Obama, Michael Daniel, te
legitimeren dat Rusland zijn pijlen "mogelijk" gericht
heeft op alle vijftig staten voor toekomstige cyberaanvallen op
verkiezingsgerelateerde sites. Bij het uitleggen van zijn redenering
aan de leden van de Senaatscommissie zei Daniel: “Mijn
professionele oordeel was dat we moeten werken vanuit de
veronderstelling dat [Russen] zich overal proberen in te werken,
omdat ze grondig zijn, ze bekwaam zijn, ze zijn goed.”
De
New York Times bouwde gretig voort op dat subjectieve en hoogst
bevooroordeelde idee in een artikel met de kop: “Rapport
toont aan: Rusland heeft verkiezingssystemen in alle 50 staten
op het oog”.
Wat DHS betreft, leek het
impliciet te erkennen in een gedeelte van het assessment van 11oktober 2018 uit het Senaatscommissie rapport dat het geen
onderscheid kon maken tussen een door de staat gesponsorde hack en
een criminele hack. In augustus zei Matthew Masterson, de senior
cybersecurity-adviseur van de Cybersecurity and Infrastructure
Security Agency (CISA): "We hebben geen specifieke 'targeting'
gezien van die verkiezingssystemen die op dit moment zijn toe te
schrijven aan actoren van de natiestaten.... We zien wel dat er
regelmatig scans worden uitgevoerd, regelmatig onderzoek van de
verkiezingsinfrastructuur als geheel, wat je zou verwachten als je
IT-systemen beheert. "
Ondanks
deze verbluffende bekentenissen is het DHS niet officieel ter
verantwoording geroepen voor het opzettelijk verbuigen van haar
inlichtingen-assessment zodat het Russische betrokkenheid suggereert
bij veel voorkomende criminele hackactiviteiten. Hoe slordig de
oorsprong en ontwikkeling ook zijn gebleken, het verhaal blijft te
politiek bruikbaar om te laten sterven.
Dit werk valt onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal-licentie.